Omdat tijdens de oorlog in Vietnam veel toestellen niet aan de gevechtsomstandigheden aangepast zijn, voelt de Amerikaanse Luchtmacht een sterke nood aan een nieuw type gevechtsvliegtuig.

Daarom wordt in 1972 het LWF (Light Weight Aircraft) programma in de steigers gezet.

Na een grondige evaluatie van de voorgestelde prototypes kiest de Amerikaanse Luchtmacht op 13 januari 1975 voor de General Dynamics F-16.

Later zal General Dynamics samensmelten met Lockheed Martin.

Ondertussen ontstaat de behoefte bij de Belgische, Nederlandse, Deense en Noorse Luchtmacht om hun F-104G's te vervangen. Zij sluiten zich dan ook aan bij het F-16 programma.

België bestelt 116 F-16 "Fighting Falcons" (uiteindelijk 96 F-16A eenzitters en 20 F-16B tweezitters). Deense en Belgische toestellen worden geassembleerd door SABCA en SONACA, terwijl FN de PW-F100 motoren maakt.

 

De F-16 wordt gekenmerkt door een grote wendbaarheid . Om de daarmee gepaard gaande g-krachten beter te kunnen ondergaan is de schietstoel 30 graden naar achter gekanteld.

De wendbaarheid wordt verkregen door het vliegtuig inherent onstabiel (Relaxed Static Stability) te maken. Deze onstabiliteit wordt in vlucht gecontroleerd door een computer, die verbonden is met de stuurorganen.

Deze stuurorganen (stuurknuppel en voetenstuur) zetten de krachten van de piloot om in elektrische signalen. Samen met andere signalen (aanvalshoek, Machgetal, versnellingen,. ..) worden ze behandeld in de Flight Control Computer, die instaat voor de besturing van de stuurvlakken.

Een ander opvallend kenmerk van de F-16 is de 'Head-Up Display' (HUD), waarbij de vlucht- en tactische gegevens voor de piloot op ooghoogte worden geprojecteerd, zodat hij niet steeds op zijn instrumenten binnen in de cockpit moet kijken.

 

Alhoewel de F-16 ontworpen wordt als een jachttoestel, blijkt al vlug dat het in de jachtbommenwerperrol uitstekend presteert. In februari 1983 bestelt België nog 34 F-16A en 10 F-16B toestellen. Dit order wordt later omgezet in 40 F-16A en 13 F-16B vliegtuigen.